Doekle Terpstra

Doekle Terpstra (van Jetze en …) werd 16 april 1956 geboren in Witmarsum, Friesland. Hij studeerde Personeelswerk en Arbeidsverhoudingen aan de Christelijke Sociale Academie ‘De IJsselpoort’ in Kampen. In Witmarsum bracht hij zijn jeugd door en haalde menig kattekwaad uit. Maar ook het muziek maken was voor hem belangrijk. Zo vormde hij samen met Bert en Bob van der Marel en Wim Beckers de band Sinkel.

Na zijn studie (1980) werd hij direct actief voor het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), als districtsbestuurder van de Industrie- en Voedingsbond CNV in Rotterdam. Later werd hij lid van het dagelijks bestuur van die bond.Terpstra was van december 1998 tot 1 mei 2005 voorzitter van de vakcentrale CNV.

Uit hoofde van die functie was hij lid van de Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid. Vanaf 1 mei 2005 is hij voorzitter van de HBO-raadOok was Terpstra bestuurslid van het Wereldverbond Van De Arbeid (WVA) en het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV). Verder is hij actief bij de Stichting Aids-fonds en het Christelijk Sociaal Congres. Terpstra is lid van de Raad van Toezicht van de Christelijke Hogeschool Windesheim.

Doekle is getrouwd met Jolande, woont in Leerdam. Hij heeft twee dochters.

interview

‘Arbeid moet meer zijn dan alleen je boterham verdienen’

De voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond noemt zichzelf ‘een ouderwetse linkse anti-revolutionair, opgevoed in de traditie van Abraham Kuijper’. De radicaliteit spreekt Doekle Terpstra aan. Daarin herkent hij een band met Jan Marijnissen. ‘We verschillen misschien in de richting waarin we oplossingen zoeken, maar Jan en ik staan dichter bij elkaar dan menigeen denkt.’ Zo kijkt ook Terpstra dieper dan de oppervlakkige maalstroom van het leven.

De actieve, onvermijdelijke vakbeweging van de jaren zeventig is verleden tijd. Zowel CNV als FNV lijken verworden tot een service-organisatie. Hoe gaat het eigenlijk met het CNV?

‘Geweldig! Maar dat antwoord wil ik meteen ook wel wat nuanceren. Qua ledenontwikkeling doen we het goed. Nominaal groeit het CNV nog steeds, maar als je in ogenschouw neemt dat het aantal werkenden de afgelopen jaren sterk is toegenomen,

moet ik toegeven dat onze groei daarbij achterblijft. Maar als we die ontwikkeling vergelijken met het buitenland, steken we nóg gunstig af. Alleen daar waar het lidmaatschap van een bond rechtstreeks gekoppeld is aan de sociale zekerheid, zoals in België, doen de bonden het beter. Het teruglopen van het verlangen ergens bij te horen is volgens mij een symptoom van de huidige maatschappelijke tendens. Veel grote verenigingen op allerlei terreinen worstelen daarmee. De behoefte van mensen om zich te verenigen en zich ergens aan te binden is de laatste tijd flink afgenomen. En ja, ik geef het toe, de reden waarom mensen lid zijn van het CNV ligt soms inderdaad op het gebied van de services die wij bieden en minder in de solidariteit waar een vakbond van oudsher voor staat.’

Een teken des tijds, veronderstel je. Ligt dat dan aan de wijze waarop verenigingen, waaronder de vakbonden, invulling geven aan dat lidmaatschap? Of zijn er dieper liggende oorzaken?

‘Dat laatste, denk ik. In de samenleving is langzaam maar zeker een vacuüm ontstaan op het gebied van zingeving en betrokkenheid. Dat komt ook door de gevoerde politiek van de afgelopen jaren, door het marktdenken en de nadruk op het economiseren van het leven. Maar intussen hunkeren mensen wel degelijk naar een zinvol bestaan. Voor vervulling van die behoefte kunnen zij echter ook niet meer terecht binnen de kerken. Die hebben daar geen antwoord op kunnen bieden. Omdat ze te veel in zichzelf gekeerd zijn, vermoed ik. Daar ben ik heel kritisch over. Ik vind het jammer dat de kerken die prikkelende horzelfunctie niet meer vervullen. Binnen het CNV denken we al een paar jaar na over de rol die wij daarin kunnen spelen, en dan met name op het gebied van arbeid en zingeving. Volgens ons zou arbeid meer moeten zijn dan alleen je boterham verdienen. Arbeid biedt ook geborgenheid, samenwerking en solidariteit. Met die begrippen proberen we meer te doen. Zo is het CNV betrokken bij een klooster in Vught, van waaruit pogingen worden ondernomen om de eeuwenoude traditie van het klooster te verbinden met de actualiteit van het moderne leven. Geregeld komen leden van het CNV er samen om na te denken over vraagstukken als de spiritualiteit van de arbeid. Ja, ik weet het, dat klinkt wollig, zeker in een samenleving die zo sterk geïndividualiseerd is. Aan de ene kant heeft die ontwikkeling positieve kanten, omdat het mensen veel bewuster heeft gemaakt van hun eigen verantwoordelijkheden. Aan de andere kant kleven er ook veel negatieve kanten aan. Zo waren begrippen als kwetsbaarheid, zorgzaamheid, betrokkenheid en authenticiteit lange tijd verboden geitenwollensokken termen. Maar ik merk om mij heen, zowel binnen het CNV als daarbuiten, dat mensen er zo langzamerhand weer ontvankelijk voor worden. Uiteindelijk hoop ik dat het CNV zich kan ontwikkelen tot een organisatie die mensen bindt, mede omdat wij arbeid in een groter verband willen zien en oog hebben voor de zin van de arbeid en het leven. Om daar te komen, zullen we echter los moeten komen van ons imago. Natuurlijk wortelen we in de protestants-christelijke traditie, maar daar willen we niet rigide aan vast blijven houden. De ramen en deuren staan bij ons open voor andere geluiden en ontwikkelingen uit de samenleving.Ik heb het gevoel dat het CNV in die zin op een zelfde punt staat als de SP. Jullie zijn ook bezig met een imagoverandering. Jullie werden altijd gezien als traditionele tegenstemmers met diepe roots in een socialistische traditie. Inmiddels zie ik dat jullie ook nieuwe antwoorden proberen te vinden op actuele vraagstukken, maar ook jullie schudden dat oude imago niet zomaar af.

Cruciaal voor het CNV is dat we durven te zeggen dat identiteit en levensbeschouwing belangrijk voor ons zijn, maar dat we daar met een zekere bescheidenheid mee omgaan. We zijn niet beter dan anderen. Onze levensovertuiging is niet beter dan andere levensovertuigingen. Ook Islamieten zijn welkom bij ons. Maar ik moet toegeven dat we er nog niet in geslaagd zijn hen aan ons te binden.’

Kun je wat concreter zijn over de invulling die het CNV voorstaat als het gaat om arbeid en zingeving?

‘Ik ben een ouderwetse linkse anti-revolutionair, opgevoed in de traditie van Abraham Kuijper. Die levensbeschouwelijke radicaliteit proberen we binnen het CNV in leven te houden. Vergis je niet, wat betreft dat radicaal zijn en de invulling daarvan staat de SP niet zo vreselijk ver af van het CNV. Jan Marijnissen en ik hebben veel meer met elkaar gemeen dan menigeen denkt!Waar het uiteindelijk om draait is het maken van bewuste keuzes. Zo kiezen wij voor pensioenfondsen die duurzaam beleggen. Maar we proberen ook invulling te geven aan het begrip internationale solidariteit. Dat doen we, door bij CAO-besprekingen binnen de loonruimte middelen vrij te maken voor internationale collegialiteitprojecten. Met de laatste vijftig afgesloten CAO’s hebben we op die manier in totaal een half miljoen euro vergaard. Een concreet voorbeeld is de kappersbranche, die via de CAO’s tienduizend euro beschikbaar heeft gesteld voor kappersprojecten in Chili. Een heel ander voorbeeld is Akzo. Daar hebben we binnen de Nederlandse CAO geld vrijgemaakt voor Akzo-medewerkers in Roemenië. Het gaat niet alleen om dat geld, maar om de achterliggende mentaliteit. Het besef dat die Roemeense Akzo-medewerker geen werknemer in Verweggistan is, maar een echte collega! Iets anders waarover we binnen het CNV al een tijd nadenken, is een nieuwe invulling van 1 mei als Dag van de Arbeid. Die feestdag zou ik uit de rode traditie willen halen. Voor ons gaat het niet om de traditionele tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Wat we graag willen, is die dag op de een of andere manier gebruiken om stil te staan bij de intrinsieke waarde van arbeid. Ik heb daar ook gesprekken over gehad met Jan Marijnissen, maar die was daar helaas nogal sceptisch over. Toch denk ik dat we die kant op moeten. Juist omdat de kerken, die traditioneel voeding gaven aan de zingeving van ons leven en werk, dat gebied helemaal veronachtzamen. Ik hoor ze alleen maar over de negatieve aspecten van arbeid, over de gevaren van de 24-uurs economie en over het feit dat mensen het zo druk hebben. Maar arbeid heeft ook positieve aspecten, daar hoor ik de kerken niet over. Werk is fundamenteel voor je persoonlijke ontwikkeling. Het wordt tijd dat we daar meer oog voor krijgen.’

Je betrokkenheid bij de maatschappij in het algemeen heb je vorig jaar ook op een andere manier laten blijken. Je nam zitting in het comité van aanbeveling van de stichting ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’. Marijnissen vond dat een moedige stap.

‘O ja? Waarom? Voor mij was het heel eenvoudig. Ik sta volledig achter de analyse in het manifest van deze stichting. Er is sprake van een geweldige verwaarlozing van de collectieve sector. We moeten maar eens erkennen dat marktwerking niet altijd werkt, maar soms juist problemen veroorzaakt. Marktwerking in de zorg en in het onderwijs zijn bijvoorbeeld beangstigende fenomenen. Dat moeten we gewoon corrigeren.Let wel, ik ben niet tegen marktwerking, in tegendeel, maar we moeten er selectiever mee omgaan dan we tot nu toe hebben gedaan. Daar hoort wat mij betreft ook bij dat we de rol van de overheid herdefiniëren. We zijn afgegleden naar een laissez faire-overheid. Ik ben voor een krachtige, stevige overheid, die faciliteert, vitaliseert en ruimte biedt aan een weerbaar, maatschappelijk middenveld.Dat de overheid zo is teruggetreden, ligt overigens ook aan de ontwikkeling van de Europese Unie. Ik ben het wat dat betreft zeer met Marijnissen eens. De EU is vooral een economische unie, waarbij de sociale dialoog volledig onderbelicht blijft. Dat is zeer zorgelijk. Eerlijk gezegd ben ik daar ook somber over. In onze genen zijn wij geen Europeanen. Een echte Europese Gemeenschap zie ik dan ook niet ontstaan. Het probleem is de culturele diversiteit in Europa. Die is weliswaar zeer waardevol en moet absoluut behouden blijven, maar tegelijkertijd blokkeert het ook de echte integratie. Neem alleen al het ontbreken van een gemeenschappelijke taal.

Waar ik voor de toekomst huiverig voor ben, is de onderlinge Europese concurrentie op loonkosten, belastingen en sociale zekerheid. Dat is een gigantisch risico, waardoor een werkelijk solidair Europa nog ver van ons verwijderd is.’

De peilingen voor de verkiezingen wezen eind februari op een lastige kabinetsformatie. Intussen lijkt Paars te scheuren en ongetwijfeld niet worden voortgezet. Welke kant gaan we op?

‘Het beloven spannende en fascinerende verkiezingen te worden. Ook persoonlijk vind ik dat leuk, onder meer omdat mijn eigen rol nu anders is dan voorheen. Vier jaar geleden bekeek ik het nog vooral als burger, nu zit ik midden in het spel. Dat biologeert me. De verwantschap tussen CNV en CDA is minder groot dan je wellicht denkt. We hebben ook veel sociaal-democraten en GroenLinksers onder onze leden. Dat neemt niet weg dat ik onder de indruk ben van wat Balkenende, die ik overigens goed ken, in korte tijd heeft bereikt. Jan-Peter is er in geslaagd om tien jaar geneuzel over het profiel van de partij binnen de kortste keren op te lossen. Gewoon, door zijn keuzes en drijfveren glashelder te maken, zowel binnen als buiten het CDA. Daar heb ik de grootste bewondering voor. Duidelijk is dat de uitkomst van verkiezingen en formatie geen uitgemaakte zaak is. Het is een zegen dat er een einde aan Paars komt, maar wat zijn de alternatieven? Regeren met Levensgevaarlijk Nederland of Fortuyn is voor de gevestigde partijen geen optie. Nee, ook voor het CDA niet, want dan zou die partij het snel opgebouwde krediet onder Balkenende in één keer overboord kieperen. Juist vanwege het ongewisse van de situatie moet nu werkelijk iedere partij zich de vraag stellen of zij regeringsverantwoordelijkheid wil dragen. Ook de SP. De kans op een centrum-linkse regering – mét de SP – is klein, maar niet uitgesloten. Het zou jullie echter in een andere rol brengen, met het risico van een moeilijke spagaat. Aan de ene kant is de SP groot geworden door compromisloos te zijn. Aan de andere kant zul je tot compromissen bereid moeten zijn. Maar waar wel en waar niet, dat is een punt waarover Jan goed moet nadenken.’