Op een mooie dag besloot ons dorpsopperhoofd Joost stilletjes de benen te nemen richting Grou. Niemand wist ervan en niemand had hem het dorp zien verlaten. Geheel onbespied trok hij in alle vroegte door het weidse Friese land in één van zijn klassieke Citroëns. Soepeltjes gleed de wagen over de hobbelig paden naar het mooie Grou.

Het doel op deze zonovergoten dag was een heerlijk toertje zeilen, weg van iedereen, weg van alle priemende ogen die ons dorpsopperhoofd sinds zijn aantreden voortdurend op zich gericht weet. Hij kan geen stap meer links of rechts zetten in Witmarsum of er is altijd wel iemand die vindt, en soms zegt, dat hij toch ….. Gek wordt hij ervan. Ongemerkt opladen in Grou, in een zeilbootje op de prachtige wateren, daar was hij aan toe.

Zijn zeiltocht begon in het Doarp, over het Pikmeer, door de vreselijk nauwe Tijnje naar de uitgestrekte Wijde Ee. Wat een genot om deze plas vol zoet zeilwater zo aan de boeg van je boot te zien liggen. Af en toe een drankje, een hapje en de wind door zijn riante haardos, maakten het zeilen tot een volmaakte bezigheid.

Bijna in hogere sferen, kreeg hij last van heel banale hoge nood. Ons opperhoofd moest plassen. Tja, wat doe je dan als aan alle kanten om je heen water is. Precies, dan vul je het meer nog een beetje bij. Hij keek zorgvuldig om zich heen en zag achter zich nog een zeilboot. Langzaam kwam dit scheepje dichterbij en eigenlijk was het al te dicht genaderd om geheel ongezien overboord te plassen. Ach, dacht ons dorpshoofd, ze kennen me toch niet.

Zeer voldaan en opgelucht nam hij na zijn plasje weer plaats aan het roer en met de schoot ontspannen in zijn hand, vervolgde hij zijn tochtje. De boot achter hem zat hem nu bijna op zijn kont. Wel donders, hij zou snel worden ingehaald. Even later gleed de achterbuurboot voorbij. Zou hij de mensen aankijken? Ach, waarom ook niet. Ze kennen hem toch niet. Toen het scheepje naast de zijne dreef, staken de man en vrouw plots hun hand op en groetten hem enthousiast. Verrek, als dat niet de familie Van der Vlugt is. “Ik heb ‘m gezien hoor,” riep vrouw Van der Vlugt nog. Op zich niet erg, vond ons dorpsopperhoofd, als er maar geen Stikeltsje van komt.